nze.
ndae-driue
in Oorlogstijd
DE DERDE RONDE
166
Spel 9.
N.
Sch. H. R. KI.
8 v h 5
6 10 7 3
4 9 5
7
5
Spel 10.
N.
W.
W.
Sch.
H.
R.
KI.
a 7
h b 4 3
a v b 6 4
h 2
Sch.
H.
R.
KI.
h 10 3 2
2
10 9 8
a 9 8 7 6
O.
Z.
Sch.
H. R.
KI.
h
6 10
h
6
3 2
b
5
7
2
5
2
Sch. v
b 9 8
3
Sch.
10
H. h
b 9
H.
a
V
10 5
R. a
8 6 3
R.
7
5
4
KI. 6
KI.
a
V
9 4
Z.
Sch.
H. R.
KI.
a
8 h
10
7
7 v
8
4 O.
Sch.
H.
R. KI.
4 2b
V
a
3 v
9
b
8
2 b
W. gever.
9
5
6
10
4
Allen kwetsbaar.
Z. gever.
Allen kwetsbaar.
Het bieden zou als volgt kunnen gaan:
Z.: pas; W.: 1 in R.; N.: pas; O.: 2 in KI.; Z.: pas;
W.: 2 in S.A.; N.: pas; O.: 3 in S.A.
N. komt uit met H. 7.
De blinde moet H. 2 bijspelen ert Z. neemt met het
aas. Natuurlijk zal Z. met H. vervolgen en speelt
de 8.
W. telt zijn slagen: 2 in Sch., 1 in H., 4 in R., 2 in
KI., dat is dus 9. Genoeg..., maar hij zal in R. móeten
snijden. Zit de heer bij Z., dan maakt hij een over
slag. Heeft N. dien heer, dan zal W. moeten op
passen een H.-dekking te bewaren. W. zal dus moeten
overwegen of hij op H.-vrouw zal snijden of niet.
Zet W. den b., dan neemt N. de vrouw en speelt
H. terug, waardoor W. met den heer aan slag komen
de, naar de tafel zal gaan om vervolgens op R. heer
te snijden. Aangezien deze bij N. zit, gaat hij in dat
geval down. (N.-Z. maken 4 H. en 1 R. slag).
W. moet in II den heer zetten en kan dan rustig N.
R. heer laten maken. Hij houdt immers b. 4 als dek
king over en aangezien N. nu aan slag is, krijgt W.
zijn 9 slagen binnen.
Dus: niet snijden om in H. gedekt te blijven.
Het bieden zou als volgt kunnen gaan:
W.: 1 in Sch.; N.: pas; O.: 3 in H.; Z. pas; W.: 3 in
S.A. (minimum antwoord. „Partner, ik bedoel hier
mede, dat ik niet méér heb dan een openingsbod; je
doet een dwangbod ik bied dus; maar wat mij be
treft, geen slem, hoor!!); N.: pas; O.: 4 in H.; Z.: pas;
W.: pas.
Z. komt natuurlijk uit met R. h. O. telt zijn slagen:
5 in H„ 1 in R., 1 in KI.; samen: 7. Er ontbreken er 3.
Waar moeten die vandaan komenj?
In Sch. moet hij altijd 1 en in R. 2 slagen afgeven.
En hoewel hij slechts 1 KI. op tafel heeft liggen, be
staat er toch een mogelijkheid, dat het met die kleur
niet pluis is. Ten eerste kan KI. h. „verkeerd" zitten
en ten tweede moet O. 3 keer troef spelen, om de
vijandelijke Harten op te ruimen. Dat heeft ten ge
volge, dat O. op tafel geen KI. meer kan troeveni;
ook al zit KI. heer dus goed (i.e. bij N.), dan dreigt
er nog verlies in die kleur.
O. moet het tempo in Sch. nemen en na in l met R.
aas te hebben genomen, in II Sch. 3 naar zijn 10
in de hand spelen en hopen, dat de ontbrekende
hooge schoppen verdeeld zitten, n.l. N. 1 en Z. 1.
Z. zal met het aas nemen, 2 keer Ruiten spelen en
thans komt de leider aan slag. Slaat de troeven weg,
en speelt Sch. v.
Dekt N. met den heer, dan troeft O. en maakt 3 Sch.
slagen: 5 in H., 1 in R. en 1 in KI.
Mocht N. niet dekken, nu dan laat O. looppn en
werpt een kleine Klaver af.