de G. 165 bericht, dat het gebouw in brand stond. Er moest een brandbom op zijn terecht ge komen. Alle paperassen werden bij elkaar gegrist en wij stormden, met het aanwezige publiek naar beneden in de veilige kluis; de kas ging natuurlijk mee. Het gevaar duurde niet lang: even later kwam het signaal „Alles veilig en toen betrokken we onze inderdaad door rook wat verduisterde posten weer. De bom bleek een pan met vet van den concierge te zijn geweest, die door een onhandige ma noeuvre in brand was geraakt In de dagen na dien Dinsdag leek het leven voor ons opnieuw te zijn begonnen. Vrijwel alles, waarmede wij in onze practijk ver trouwd waren geweest, was verdwenen. De bron waaruit wij tallooze jaren voor onze be hoeften aan kasmiddelen hadden geput, aan de Boompjes, was vernietigd. De Nederiandsche Bank had haar toevlucht gevonden in een Bij kantoor van De Twentsche Bank op Delfs- haven. Het was daar een wat benauwde af faire; wie te wachten had, moest blijven staan, wat in de ochtendzon van de toen onveran derlijk prachtige dagen geen beproeving was. Hier begon de hernieuwde kennismaking met de zilverbons. Koffers vol gingen er de deur uit in keurige pakjes a honderd stuks, die op alles leken, behalve op geld. Waarschijnlijk door het jarenlange bewaren (wat een voor uitziende blik blijkt daaruit) waren de bons stevig aan elkaar gaan plakken, en je kon met deze bundeltjes vriend of vijand met genoegen een gat in het hoofd gooien. Men vindt zilver bons zoo geriefelijk, omdat ze bij wijze van spreken niets wegen, maar een koffer vol van die tabletjes papieren geld was niet te tillen. Er mee naar Kantoor wandelen was ondoen lijk, bij gebrek aan andere vervoermiddelen, werd er een jongen met handwagen gechar terd, die altijd wel in de buurt bij de hand bleek, en bevrijd van een zware last ging het dan weer welgemoed kantoorwaarts. Zoodra het Kantoor Leuvehaven voldoende was afgekoeld, en er een pad naar de kluis te banen viel, ontstond er bij de Safecliënten het begrijpelijke verlangen zich van den wel stand van hun bezittingen aldaar te overtui gen. Een gang er heen was echter geen een voudige zaak. Verkeersmiddelen, met name de tram, ontbraken nog geheel, bovendien was de binnenstad tot verboden gebied ver klaard. De naar een safebezoek hunkerende Cliënten verzamelden zich dus 's morgens halftien aan den Heemraadssingel en daar stond de open vrachtauto gereed, die de Bank te harer uitsluitende dispositie op den kop had weten te tikken. Geriefelijke stoelen, in de laadbak geplaatst, noodigden tot zitten. De sight seeing kon beginnen. De toegang tot de resten van het gebouw was aan de achter zijde te vinden; via een raam, dat langs een geïmproviseerde houten trap te bereiken viel kwam men binnen. De tegenstelling tusschen de geheel intact gebleven safeinrichting en de jammerlijke resten daarboven was frappant en de opge togenheid der Cliënten over het wonder, den inhoud der loketten zoo volkomen onaange roerd te vinden, navenant. Jammer genoeg ontbrak in den eersten tijd elke voorziening op het punt van licht, water e.d. Alle hygiënische comfort bestond uit een emmer water te tap pen in de Leuvehaven; de duisternis werd verdreven door moeilijk te krijgen kaarsen, waarmede dus zuinig werd omgesprongen, en een benzinelamp, die een mirakel van tech nisch vernuft was; er moest veel aan ge schroefd en gepompt worden. Vooral om dit laatste durfde niemand het ding goed te be naderen uit vrees voor een explosie. Er was één man, die er vertrouwd mee wist om te gaan en er vaak een helder wit licht uit wist te halen. Deze onverschrokkenheid, gepaard aan technische vaardigheid, bezorgden hem prompt een benoeming tot „portier" aan het raam, ter verwelkoming van de safebezoekers bij hun intrede van het „Kantoor". Dat was daar dus langen tijd Deviezencontrölebij candle light, maar men zij gerust, er is geen gouden tientje doorheen geglipt. De indienststelling van een noodleiding voor electrisch licht werd een feestdag; hoe prachtig bleek toen de geheele safe-inrichting bewaard gebleven te zijn! (En hoe jammer is het, dat zij later toch bleek te moeten verdwijnen, zoodat onder sloopershanden ook die laatste, kost bare rest van ons Kantoor Leuvehaven is op geruimd!) Overigens, zooals het een recht geaarde noodinstallatie betaamt: zij liet ons wel eens onverwacht in den steek. Dat ge beurde op de zware regendagen, waaraan de afgeloopen zomer rijk is geweest. Er ont stond dan kortsluiting, hoe verbeten wij ons met bezems en emmers tegen de ons bedrei gende overstroomingen trachtten te weren. Een ingenieus stel van dammetjes en dijkjes, door den metselaar geconstrueerd, heeft ons tenslotte geholpen den wateroverlast, zij het niet geheel, de baas te worden. De Cliëntele en wijzelf zijn nu weer onder meer normale omstandigheden gehuisvest en het zweempje romantiek, dat ons bestaan van bankmenschen gekenmerkt heeft in de maan den, dat het Rotterdamsche bedrijf in een noodtoestand verkeerde, is verdwenen. Alles gaat nu weer „gewoon", hoe anders dat ge wone ook is in vergelijking met voorheen

Personeelsbladen ABN AMRO Art & Heritage

Incasso-Bank - De Bank | 1940 | | pagina 5