De ScliatListfinanciering en Je
Monetaire Situatie.
16e JAARGANG No. 12 15 1940
VASTE MEDEWERKERS: W. Bakker, J. v. d. Berg, S. J Bierema (secr.), F. W. Drijver Jr., J. M. F. Everling (red.)
G. Eijkenduijn, H. de Goede, G. Heidstra, C. A. Klaasse, M. E. Fr. Klinkenbergh, M. K. Kraan H Kuiken
A. Leewens, F. Niewenhuis, J. E. v. Ooijen, M. C. Overberg, W. du Pon (red.), A. Porcelijn (red
F. J. Schrammeijer, A. Simons, C. H. L. Smit (secr.), J. R. Uhlhorn, A. W. Unkel, Is. Vorst Mr A Wensing
Dat de huidige tijdsomstandigheden groote
eischen stellen aan de landsmiddelen, behoeft
wel geen betoog. In de eerste plaats was er
reeds, voordat ons land in den oorlog werd
betrokken, een vrij omvangrijk begrootings-
tekort. Als gevolg van de tijdsomstandigheden
zijn verschillende inkomsten belangrijk terug-
geloopen, zoo o.m. de baten uit invoerrech
ten, en verschillende directe belastingen.
Anderzijds zijn de uitgaven krachtig gestegen
als gevolg van het feit, dat de schatkist de
kosten van de bezetting heeft te dragen.
Daarbij komt, dat 's lands kas genoopt is
voortdurend vrij omvangrijke uitgaven te
doen, die men begrootingstechnisch tot den
kapitaaldienst zou moeten rekenen. Mede
doordat een groot deel van onze uitvoermo-
gelijkheden plotseling werd afgesneden moest
onze export voor een groot deel naar Duiisch-
land worden geleid. Het is logisch, dat onder
de huidige omstandigheden daartegenover
niet een evenredige vermeerdering van den
invoer kan staan. Met als gevolg dat de clea
ring Nederland-Duitschland een belangrijk
tekort aantoont, dat, nu de uitbetaling aan
exporteurs onverwijld plaats vindt, door de
schatkist moet worden gefinancierd. Wan
neer straks de nieuwe regeling terzake van
de transfereering van coupons, dividenden
e.d. uit Duitsche beleggingen geheel in wer
king zal zijn getreden, wordt de genoemde
tendens nog verscherpt, omdat immers de
beperking van het transfer, die voorheen gold,
dan zal wegvallen. Tenslotte valt in dit ver
band nog melding te maken van de juist afge
kondigde regeling inzake de vergoeding van
oorlogsschade, die ook weer groote bedragen
van de schatkist zal eischen. In dit verband
valt wel te vermelden, dat het overgroote deel
der oorlogsschade waarschijnlijk op onroe
rend goed betrekking zal hebben, en daar
voor is de regeling getroffen, dat uitbetaling
pas zal plaats vinden als in feite de herbouw
geschiedt. Voor dat deel van de oorlogs
schaderegeling is de financiering automatisch
opgelost. De rechthebbenden immers worden
in een speciaal Grootboek gecrediteerd, en
daarmee is de schuld geconsolideerd. De uit
betalingen, die naar rato van de in den her
bouw geïnvesteerde middelen geschieden,
zijn dus min of meer als aflossing op die
schuld te beschouwen. Maar aangezien de
schade voor andere objecten dan onroerend
goed, dus voor handels- en bedrijfsvoorraden
direct kan worden uitbetaald, zal toch nog
een flink bedrag binnen betrekkelijk korten
tijd van de schatkist geëischt worden.
Alles bijeen genomen is het begrijpelijk, dat
in de afgeloopen maanden de geldbehoeften
van den Staat de staatsschuld in snel tempo
hebben doen aangroeien, terwijl ook voor de
toekomst met een voortzetting van dat proces
rekening gehouden moet worden. Het is
duidelijk, dat binnen afzienbaren tijd de be
lastingheffing aanmerkelijk verzwaard zal moe
ten worden, maar desondanks kan toch voor
alsnog met een verdere stijging van de staats
schuld worden rekening gehouden.
161