Eén
97
16e JAARGANG No. 8 |5 AUG. 1940
MAANDBLAD VOOR HET PERSONEEL DER INCASSO-BANK N.V.
Adres Redactie: AFD BIJKANTOREN - Heerengracht 527 - AMSTERDAM-C.
VASTE MEDEWERKERS: W. Bakker, J. v. d. Berg, S. J. Bierema (secr.), F. W. Drijver Jr., J. M. F. Everling (red.),
G. Eijkenduijn, H. de Goede, G. Heidstra, C. A. Klaasse, M. E. Fr. Klinkenbergh, M. K. Kraan, H. Kuiken,
A. Leewens, F. Niewenhuis, J. E. v. Ooijen, M. C. Overberg, W. du Pon (red.), A. Porcelijn (red.),
F. J. Schrammeijer, A. Simons, C. H. L. Smit (secr.), J. R. Uhlhorn, A. W. Unkel, Is. Vorst, Mr. A. Wensing.
De redactie van het Maandblad doet een be- deelingen niet meer spreekt over dat vele dat
roep op mijn medewerking voor een artikel over hem heengevaren is; het heeft hem stil
in één der eerstvolgende nummers. Zij laat gemaakt.
mij vrij in het onderwerp. Zijn omgeving, wij allen voelen wat er nog in
Ik neem den brief mee naar huis, en leg dien hem woelt en werkt. De reserve-officier, weer
geopend op mijn wat rommelige schrijftafel burger, heeft heel wat meegemaakt, dat weten
om het verzoek niet te vergeten. Want hier- we, maar hij zwijgt er liever over. Wij zeiven
aan moet worden voldaan. Moet? Indien de immers spreken liever niet meer over die
redactie wist hoe bezet mijn „vrije" tijd ge- dagen, waarin de kogels door de straten onzer
woonlijk is, dan zou zij zich wellicht bedacht stad floten, ons kantoor met levensgevaar
hebben. En zich gericht tot één van mijn 85 werd bereikt, ten slotte niet meer bereikbaar
collega s of der 175 procuratiehouders, die was; de dagen en nachten waarin wij opge-
toch zeker ook wel een stukje schrijven kun- sloten waren in onze woningen, en de uren
nen. Intusschen, ik ben nu met vacantie thuis, doorbrachten in den kelder of bij de radio,
een vreemde combinatie, en moet mij bezig- Door dit en zooveel meer is er wat veranderd
houden met een ontwerp voor een stichting, in u, in mij.
en een financieel overzicht. Moet? Ja, moet, Wij zijn wat minder onszelf, wat meer gericht
als gemeenschapsmensch. Evenzeer als een naar anderen naast ons, die er vroeger ook
artikeltje voor het Maandblad. wel waren, maar die wij nu eerst zien, leeren
Ik weet, dit neerschrijvende, dat menig lezer kennen: onze buren, onze collega's, onze
zal lachen. Immers wij hebben een „gezonde medemenschen. Wat hebben wij toch ont-
scepsis", heeft een minister nog onlangs in zaglijk oppervlakkig geleefd, zeggen wij nu,
een rede opgemerkt. In onze kringen is die wij haalden door dagblad en radio de wereld
niet onbekend. Maar sinds die rede is er heel in onze huiskamers, maar kenden onzen buur-
wat gebeurd, is er heel wat veranderd. Is bijna man niet. Wij leefden voor den schijn. Totdat
ons heele leven veranderd. Ook het uwe, dit alles over ons heen gekomen is. En wij
glimlachende lezer. En dat niet alleen door weer een beetje hebben leeren denken, over-
verduisteringsmaatregelen of luchtbescher- denken. Over het voorheen, het nu, het
ming, door stamkaart of broodbon, door straks.
schuilkelder of puinhoop. Wij zijn allen van Het voorheen. Het is niet aan mij om hier te
binnen veranderd, een klein beetje of veel. Of wijzen op onze groote fouten. Gij weet ze
is het u niet opgevallen, dat op uw afdeeling even goed als ik. Want gij en ik, wij hebben er
de stemming anders is, nu de soldaat uit de lustig aan mede gedaan, in meerdere of min-
Peel of de Grebbelinie na zijn eerste mede- dere mate. Nu moeten wij dit niet zeggen, om-