COMPAGNIE
HET BANKWEZEN IN NEDERLAND TUSSEN
DE BEIDE WERELDOORLOGEN.
6e JAARGANG No 5
10 MEI 1968
De activiteiten van de Nederlandsche Bank
namen na het uitbreken van de eerste wereld
oorlog een grotere omvang aan. De maatre
gelen die door haar getroffen werden waren
analoog aan die welke in het buitenland
golden. Er ontstond hier een grotere geld-
ruimte door de goederenstroom naar het bui
tenland die een tegengestelde goudstroom
veroorzaakte.
Na de eerste wereldoorlog zette de sinds
1900 begonnen concentratie zich voort, en
dit leidde na 1 920 tot een samenwerking tus
sen de Rotterdamsche Bankvereeniging en de
Nationale Bankvereeniging, welke laatste
na verloop van tijd door eerstgenoemde ge
heel werd overgenomen. De Twentsche Bank
en de Amsterdamsche Bank slokten successie
velijk vele provinciale banken in zich op,
en de Nederlandsche Handel-Maatschappij
verbond zich met de in 1866 opgerichte
Geldersche Credietvereeniging.
Bij de Rotterdamsche Bankvereeniging was
men van mening dat credietverlening voor
productieve doeleinden geen inflatore wer
king had, doch de conjunctuuromslag van
1920 bewees het tegendeel. Het gevolg was
dan ook dat er voor de banken een moeilijker
tijd was aangebroken. In 1922 moest Marx
Co's 3ank hierdoor liquideren en de Rot
terdamsche Bankvereeniging en R. Mees
Zoonen stelden zich garant voor de verplich
tingen van deze bank (met een, de Neder
landsche Bank miljoenen kostende, contra
garantie). Twee jaar later werd de situatie
voor de Rotterdamsche Bankvereeniging mede
door haar verliezen in Indiëzo moeilijk, dat
steun van de Nederlandsche Bank en een
drastische reorganisatie redding moesten
brengen. Na deze depressie volgde tot 1929
een gunstige periode voor de banken, vooral
tengevolge van een meer gereserveerde
houding tegenover de industriële credietver
lening (herinvoering van het accepterediet).
In 1929werdde Ontvang- en Betaalkas door
de Kas-Vereeniging overgenomen.
Na 1929 heeft de goudwisselpolitiek van de
Nederlandsche Bank (Mr. Vissering) tijdens
deze depressieve periode zeer grote verlie
zen op de buitenlandse wisselportefeuil Ie ten
gevolge gehad. De afschaffing van de gouden
standaard door Engeland kostte de Nederland
sche Bank dertig mil joen gulden op haar kort
lopende ponden-vorderingen, welk bedrag
grotendeels ten laste van de gemeenschap