Hi
ii heeft gewonnen
de Zilvervloot 2
met een kleine bemanning, die onmogelijk
met kans op succes de strijd tegen Piet
Heyn hadden kunnen aanbinden. Zwaar
bemande sloepen roeiden op de 12 noorde-
lijk gelegen schepen toe en binnen een paar
uur waren die uit het bezit van de Spaanse
kroon overgegaan in dat van de Westindi-
sche Compagnie. Teleurstellend was dat die
schepen geen schatten aan goud en zilver
aan boord hadden, maar koopwaar als hid
den, cochenille en indigo (verfstoffen) etc.
Die schatten moesten dus aan boord zijn
van de zes schepen, die onder de wal van
Cuba voeren en nu de baai van Matanzas
binnen vluchtten.
"Piet Heyn zette de achtervolging in. In-
middels begon de nacht te vallen, het vaar-
water was hem niet bekend. Maar Fortuna
bleef hem ook nu welgezind. De maan
scheen zodat eventuele klippen konden
worden vermeden door de koers van de
Spaanse schepen precies te volgen. Toen
die, achter in de baai, niet verder konden en
moesten ankeren herhaalde zich wat zich
's morgens al had afgespeeld.
"Het duurde maar heel kort of Piet Heyn
stond aan het dek van de Spaanse vice-
admiraal. De vijf andere schepen gaven
zich ook zonder slag of stoot over. Er hoef-
de geen kanon te worden afgevuurd. Dit-
maal was het raak. Op 9 September hadden
de Nederlanders de echte zilverschepen te
pakken. Sloepen met veel volk roeiden op
de Spaanse schepen toe die zich, nadat eni-
ge waarschuwingsschoten uit musketten
waren gelost, overgaven onder belofte van
lijfsbehoud.
"Het werden nog hele drukke dagen. Een
van de grootste zorgen van Piet Heyn was
het plunderen door zijn eigen mensen tegen
te gaan. Helemaal kon diefstal niet worden
voorkomen. Maar buitensporig is het ver-
lies niet geweest. Zeven dagen hebben ze
daar in de baai van Matanzas gelegen. De
buit werd gei'nventariseerd, vier van de ver-
overde Spaanse schepen werden aan de
vloot toegevoegd, de overige 14 of 15
werden, na van hun lading verlost te zijn,
verbrand, de lading werd over de schepen
verdeeld en toen kon op 17 September de
terugreis naar het vaderland beginnen. De
gevangen Spanjaarden hebben ze aan land
gezet en van voldoende mondkost voorzien.
Ze hebben al struikelend door ongebaand
oerwoud Havanna kunnen bereiken zonder
onderweg van honger te sterven".
Prince van Oraengien
"De verovering van de Zilvervloot was
geen zeeroof, maar kaapvaart of vrijbuit
met goedvinden van de staat uitgeoefend
tegen de vijand Spanje. Al twintig jaar eer-
der had Hugo de Groot, de man van de ont-
snapping in de boekenkist hier een verhan-
deling over geschreven getiteld Over het
recht op buit, in deftig latijn genaamd De
lure Praedae. De staat trok 12% van de op-
brengst, de Prince van Oraengien 6%. De
Compagnie was rechtmatig eigenaar van de
buit.
"In een langademig gedicht uit die tijd vind
je de verklaring 'Siet gij een Engelsman of
Fransman, laat ze varen Want so gij vrien-
den stroopt, soo sijt gij rechte dieven." Vrij
buit en zeeroof liggen dus gevaarlijk dicht
bij elkaar, maar Piet Heyn bleef aan de goe-
de kant.
"Het werd tijd voor de vloot om uit Matan
zas te vertrekken. Het anker ging omhoog,
er werd seyl gemaeckt en langzaam verdwe-
nen de schepen onder de horizon: geholpen
door de golfstroom zetten ze koers door
straat Florida naar het Noorden, naar Pa-
tria.
"Het werd echter hoe verder ze kwamen
steeds meer een rotreis. Het was intussen
herfst geworden, geduchte stormen braken
los op de Atlantische Oceaan. Schepen dre-
ven af van de vloot. Drie van de vier ex-
Spaanse galjoenen werden zo ontredderd
dat ze na op zee gelost te zijn, verbrand
werden. De vloot lag een maand onder de
Engelse kust bij Falmouth om de opgelopen
schade te repareren en op de afgedwaalde
schepen te wachten. Eindelijk kon, op 3 ja-
nuari 1629, Falmouth worden verlaten en
ving het laatste maar gevaarlijkste deel van
de reis aan. Het venijn zat in de staart, want
de Duinkerker kapers moesten nog ontlo-
pen worden.
"Piet Heyn had al aan het eind van Septem
ber 1628 een paar jachten vooruitgestuurd
met het overigens nuchtere verslag van zijn
triomf aan de 'Eerentfese, Hooggeleerde,
Wijse, voorzienige seer discrete Heren Be-
windhebbers' van de Compagnie en dat kon
zijn uitgelekt. Maar de Duinkerkers hebben
zich koest gehouden en op 10 januari 1629
heeft de zegevierende vloot het anker laten
vallen voor Hellevoetsluis."
Relletjes
"Piet Heyn reisde eerst over Rotterdam
naar Den Haag, waar hij feestelijk werd
ontvangen door de Staten Generaal, die
hem een gouden ketting offreerden en door
de stadhouder Prins Frederik Hendrik die
door zijn garde ereschoten liet afvuren.
Daama volgden Leiden en Haarlem, waar
het stadsbestuur en de bevolking zich al
evenmin onbetuigd lieten in vreugdebetoon
en dankgebed in de kerken. Piet Heyn liet
zich daarover nogal misprijzend uit. 'Vroe-
ger toen ik thuis kwam na zware gevechten
geleverd te hebben, keek geen mens naar
mij om en zie nu eens!'
"Ten slotte arriveerde hij in Amsterdam
vern
linge
c 2> schri
Zilvi
staat
Ankertros 12
Anke