DE LIFTER
De man aan de kant van de weg maakte een ietwat mistroostige
indruk: duim omhoog, een kreukelig kostuum en een verkleurd
hoedje. De haveloze schoenen waren niet van echt leer. Toch was
hij gladgeschoren en zijn haar, hoewel netjes, was ouderwets kort
geknipt. Zijn leeftijd was moeilijk te schatten. Hij was niet het type
dat men gewoonlijk langs de kant van de weg pleegt aan te treffen.
Ik trapte resoluut de rem in en de auto kwam schokkend naast de
man tot stilstand. Toen hij eenmaal zat, vroeg ik hem waar de reis
heen ging.
,,lk heb geen vast doel ik reis zo maar een eind ergens heen", zei
de lifter.
,,Roken?", vroeg ik.
,,Dank u", zei hij. De man bleek een anti-roker.
,,Dat voor de veiligheid; een vonkje, as in je oog, je weet het
nooit", zei hij daarop.
,,De veiligheid is toch al ver te zoeken", meende ik.
,,Ach, die veiligheid is er wel, maar de automobilisten negeren
hem", klonk het schamper. ,,Neem nou die autogordels, ze gebrui-
l ken ze veel te weinig".
,,lk rijd al zo'n vierenveertig jaar zonder en't gaat ook goed", wierp
ik tegen.
,,En zonder ongelukken?" vroeg hij.
,,Gelukkig wel".
.Vierenveertig jaar, dat verbaast me, want u rijdt momenteel 120
waar maar 100 toegestaan is".
,,Twintig kilometer sneller, wat maakt dat nou uit? Dit is een snelle
wagen met een hoop paardekrachten; af en toe moet-ie voluit,
anders wordt hij lui", zei ik schertsend.
,,Dat kan wel, maar die borden heb ik niet voor niets geplaatst",
zei hij droogjes. Ik kreeg een griezelig gevoel. Wat voor een vreem-
de vogel voerde ik nu mee?
,,lk heb haast", mompelde ik nog
,,Dat hadden ze allemaal: de duizenden doden die elk jaar bij mij
arriveerden; er is niemand voorzichtig binnengekomen. Nee ze
kwamen alien met geweld". Opeens beving me een ijzige kou en ik
zette de verwarming aan.
,,lk heb toch zulke mooie tekens langs de wegen geplaatst, maar
niemand schijnt er op te letten", klaagde hij.
Ik keek hem even schuin aan.
,,Mijn wagen haalt wel honderdzestig", pochte ik.
,,Dat weet ik, broeder. Daarom komen er dagelijks nieuwe 'klanten'
ons rijk binnen. Ze zetten teveel paardekrachten in. Ze kunnen die
eenvoudig niet de baas En hij zuchtte diep na deze opmerking.
Ik begon de lifter hoe langer hoe vreemder te vinden. Ik had die
vent nooit een lift moeten geven. Bij de eerstvolgende afslag draai-
de ik de snelweg af. De bocht was net even te scherp, ik haalde
het op 't nippertje. Die verrotte meter stond op zeventig, terwijl
vijftig geoorloofd was. De lifter keek me medelijdend aan.
.Jammer", zei hij.
,,Wat nou jammer?", snauwde ik terug. De man begon me danig te
irriteren.
Jammer, dat u die zijingang naar de hades net niet gehaald heeft",
antwoordde hij koeltjes.
Ik begon nu een uitgesproken hekel aan de lifter te krijgen.
"Die borden staan er niet voor niets, maar als je blind blijften
daarbij haalde hij zwijgend zijn schouders op. Ik zweeg toen ook
maar.
We reden een mistbank binnen, die plotseling was komen opdagen.
Ik knipte mijn mistlampen aan om de veiligheid te verhogen en ver-
minderde de snelheid van de wagen aanzienlijk. Toen snelde de een
na de andere auto ons voorbij. Het leek wel of we stil stonden
,,Wat een toestand! ledereen racet maar voorbij", mopperde ik. En
juist wilde ik het gaspedaal wat verder intrappen, toen uit de mist
voor ons de ravage van een aanrijding opdoemde. Een nieuw rood
wagentje, dat ons tien minuten geleden voorbij was gespoten, lag
als een sardineblikje opengespleten tegen de vangrail aan. De be-
stuurder lag toegedekt onder een oude deken en in de verte nader-
de een ziekenauto met loeiende sirene.
,,Rijd maar door, anders maakt u de verkeerschaos nog groter", zei
de lifter toen ik aanstalten maakte om te gaan kijken.
„U ziet het; de snelste is niet altijd het eerste thuis. Hun haast
brengt ze bijna allemaal naar de andere wereld".
,,'k begrijp er geen jota van. Ze moeten toch allemaal eerst een
examen afleggen voor ze dat rijbewijs ontvangen", zei ik.
,,Het zit ook niet in dat examen. In hun hersens zit het. Ze denken
niet na. Ze behoren getest te worden door een psychiater. Zeventig
procent van de mensen is niet geschikt om een auto te besturen.
Ze delen maar rijbewijzen uit aan nerveuze mensen, slome mensen,
aan iedereen
,,Ja, hoor eens", onderbrak ik hem, ,,wie is dan wel geschikt?"
,,Ze moeten nauwkeuriger selecteren!"
We naderden een verkeerslicht, dat juist op geel stond - wat had ik
eigenlijk maling aan die lifter - een lichte druk op het gaspedaal en
de wagen wipte met rood precies over de streep.
,,Nou, wat zeg je daarvan?" en ik lachte tegen hem.
„Geweldig, u heeft het gelapt. Beter dan al die anderen die het net
niet haalden. Die kwamen dan ook onverwacht ons rijk binnen, om-
dat de andere rij te vroeg in beweging kwam".
,,Te vroeg, dat geef ik toe, maar de anderen waren net iets te laat",
zei ik.
,,lets te laat, iets te laat", de woorden dreunden door mijn hoofd en
toen ik uit het raampje keek, zag ik dat de wagen stil stond aan de
kant van de weg. lemand kwam op de auto afgerend en rukte het
portier open. ,,Bent u gewond?", vroeg de man. Ik antwoordde dat
dat niet het geval was en dat ik mij niet kon herinneren wat er ge-
beurd was.
„Uw auto is geslipt, maar u heeft 'm prachtig aan de kant gezet".
Toen ik uit de auto stapte zag ik nog net dat de zitplaats naast die
van mij een kuil vertoonde - alsof er kort tevoren nog iemand ge-
zeten had Gebr v K
16