t aem ar In ze let laten 1 de een tam- r de eren ;min zat tob- it in aide tuk- eer- eeu- LH zeggen als hoofdbewoners. leder bos behuist ook nog velerlei onderhuurders, pensiongasten, profiteurs en krakers zeifs. Maar allereerst bomen. Hebt u er wel eens bij stilgestaan dat een boom niet alleen een levend wezen is, net als u en ik, maar dat zijn manier van leven een prestatie betekent waar wij met de onze niet aan kunnen tippen? Wij mensen moeten eten om in leven te blijven, om te groeien, Wat we eten bestaat uit delen van andere levende wezens, dieren of planten, die we eerst te pakken moeten zien te krijgen en die we dan, door middel van onze spijsvertering, omzetten in delen van ons eigen lichaam. In spieren, botten, bloed enzovoort. Geen geringe stunt van ons! En van de koe, die gras omzet in rundvlees en melk. En van de reiger, die visjes omzet in reigervlees en reigerveren. En van de vos, die muizevlees en een kippekluifje omzet in vosseharen en vossestreken. Wie attent boswandeit, kan het hem zien doen! Maar als omzettings-kunststuk valt het in het niet bij wat een boom levenslang doet. Je kunt het hem niet zien doen. Wel het resultaat ervan: zijn groei, zijn bestaan. Dat hij bewerkstelligt door de stoffen die hij daarvoor nodig heeft, op te nemen uit de grond en uit de lucht. Uit de grond haalt hij ze met zijn wortels. Uit de lucht met zijn bladeren of naalden. Door de aardestoffen op te zuigen in een sapstroom vanuit zijn wortels omhoog. En door met zijn bladgroen, onder inwerking van het zonlicht, de benodigde luchtstoffen te grijpen en die op te nemen langs een neerwaarts vaatstelsel. Om dan uit die aardestoffen en luchtstoffen samen zichzelf op te bouwen en uit te groeien. Zonder ooit een stap te hoeven doen. Zonder dat ooit die aarde onder hem of die lucht boven hem leeg of ,,op" raken. Wel een prestatie om even bij stil te staan, zei ik al. Even stilstaan is trouwens bij elk bosbezoek de beste manier om kennis te maken met al diegenen bij wie je te gast bent. En dankzij wie je die gezonde boslucht loopt in te ademen. Doet een boom ook, ademen. Met zijn bast. De buitenste laag daarvan bevat ontelbare porien, openingetjes, waardoorheen de boom lucht inademt. Die dient om, opgeslagen in bepaalde cellen, zijn stam rechtop te houden en zijn takken te strekken. En de zuurstof eruit heeft hij nodig om zijn verwerking van de groeistoffen te doen gebeuren. Bij een berk en op jonge kastanjetakken kun je die porien duidelijk zien zitten. En wat doe je dus als je met iets scherps in een boom kerft? Je geeft hem een snee in zijn neus. Of in zijn longen! En je begrijpt meteen waarom we dat dus vooral niet moeten doen. Nou niet zeggen in Wassenaar staat een beuk waar Prins Frederik Hendrik nog FH in gesneden heeft en die boom is er dan toch maar minstens vier eeuwen oud bij geworden. In de eerste plaats was FH toen ook nog maar een knaapje dat zijn wijze boswachter nog moest tegenkomen. Ten tweede stonden er toen hier in Nederland vele-vele malen meer bomen dan nu. Nu moeten we zuinig zijn op elke boom die we hebben. Niet erin snijden, ook niet er van snijden. Zelfs met een klein takje snij je altijd een stuk ademtoestel af van de boom en een stuk spijsvertering. Tot in de kleinste twijgjes heeft hij zijn porierV en sapstroomvaten. Wie toch graag wil weten hoe hij er van binnen uitziet, kan het best een liggende boom bekijken, door de bosbeheerder al geveld en verzaagd. Op dwarsdoorsnee zie je ze dan prachtig van buiten binnen: bast, vaatlaag, groeilaag, en het eigenlijke hout. In het hr ,t kun je de leeftijd van de boom natellen aan de jaarringen. Er aan alles wat je nu weet, ook nagaan hoe een achtenswaardig werk de natuur heeft verricht, alvorens jij je boekenplank of je voordeur kon aanbrengen. Geen wonder dat volken die nog beseffen dat de mens evenzeer deel van de natuur is als de boom, er nooit een omhakken zonder zich gewend te hebben tot de geest van de boom, en zonder hem bij voorbaat hun dank te hebben betoond voor zijn bereidwilligheid om hun van dienst te willen zijn. Onze Nederlandse bosbeheerders zu''. u dat weliswaar niet zien of horen doen, maar in de omzichtigheid waarmee zij te werk gaan, ligt hetzelfde ontzag voor het wezen van de boom opgesloten. Voor het levende wezen dat elke boom is. Met per soort een eigen aard en uiterlijk, maar met per stuk ook nog een eigen manier van doen. Al naar standplek, bodemgesteldheid, nabijheid van soort- genoten en ja, persoonlijkheid. Kijk maar eens hoe verschillend een rij eender lijkende beuken in het voorjaar hun bladeren ontwikkelen. leder op zijn eigen wijze. En altijd wel een eigenwijze ertussen die het nog weer heel anders doet. Intussen moeten we de braafheid jegens boom en boswachter weer niet te ver voeren door eens netjes die losliggende takkengroep bij elkaar te graaien of een mooie berg van al die afgevallen bladeren te maken. Waarmee je dan precies tegen de haren van moeder natuur in strijkt. Uit het langzaam vergaan van al dat afval komt de regelmatige aanvulling voort van de voorraad voedingsstoffen in de bosbodem. Dus laten liggen es-vee-pee. Een gedekte tafel is het, geen onnutte rommel. De boswerker zul je zelfs het snoeihout dat hij soms moet kappen, zorgvuldig zien uitspreiden rond de boomvoet. Hoofdbewoners van het bos noemden we de bomen. Maar geen bos bestaat uit bomen zonder meer. Ook al spreken we van een beukenbos of een dennenbos omdat er geen andere bomen staan dan beuken of dennen. Ook daarin echter miegelt het (zei mijn oude boswachter) van de medebewoners.

Personeelsbladen ABN AMRO Art & Heritage

Algemene Bank Nederland - Ankertros | 1973 | | pagina 13