Bert Garthof
BLIJ
MET BOMEN
Het overkomt ons allemaal wel eens dat we door de bomen het
bos niet zien. Dat we ons zo in de kleinigheden van een probleem
verstrikken, dat we het probleem zelf uit het oog verliezen. Maar
je hebt er ook die, eenmaal in het bos, de bomen niet zien. En ze
dan ook niet ontzien. De echte bomen die samen het echte bos
vormen. Dat geen bos zou zijn zonder bomen. Maar dat is voor
veien net een denkstap te ver. Die zien in zo'n bos een enkel groot
ding, fijn om in te wandelen, te rennen, te ravotten, en alles te
doen waar je zin in hebt. Stoer aan die lekkere buigtak gaan
hangen. Zegt-ie knap! dan lokt er daar verderop weer eentje. Het
zakmes gereed om in die dikke stam met fikse kerfletters te laten
weten dat jij hier geweest bent. En zo meer. Vrijheid, blijheid.
Zelf heb ik ze ook uitgehaald, hoor, al die vrijheden. En ik was er
een heel blij knulletje bij - tot een boswachter mij eens trakteerde
op twee dingen. Een stevige mep tegen m'n achterste, en een
verhaal. In woorden, net zo knoestig als z'n handen, maar die ik
hem nog hoor zeggen. Vijftig jaar na die mep.
Vrijheid, zei hij vanonder z'n morsige grauwgroene hoedje, vrijheid
is je gang gaan, maar nooit iemand lastig vallen. Ook in het bos
niet. Want al loop je daar in je eentje te spankeren, denk je, je bent
er nooit alleen. Je bent er altijd samen met een heleboel anderen.
Die er bovendien thuishoren. Jij komt maar zo eens een keertje
aanlopen, zij wonen er.
Zij, boswachter? Ja, zij. Hij zei zullie, maar ik houd het nu maar op
zij, voor de hedendaagse duidelijkheid van zijn verhaal. Dat toen
voorgoed ook het mijne is geworden. En dat sindsdien gelukkig door
veel mensen wordt gekend en begrepen. En toegepast ook. Door
hooggeleerde wetenschappers en door eenvoudige maar wijze
boswerkers. Door buitenlui die dagelijks in eigen bosrijke streek
rondgaan, maar ook al door veel stadsmensen die op hun
zondags-ommetje best weten dat je je als gast te gedragen hebt
in een bos. In elk bos. Mocht u nu iemand weten die dat nog niet
weet, vertel hem dan dit verhaal maar eens. Dat is waarom ik het
aan u vertel.
Wie een boom opzet over het bos, begint natuurlijk over bomen
te bomen. Die bij honderden samen het bos staan te zijn. Dat wil
Van bomen gesproken
Thuis hadden wij ergens onze stamboom liggen, zo'n monsterlijk
breed stuk perkament, tjokvol accolades, data en kriebelnamen.
Voor het laatst had oudoom Richard het familiedocument bijgewerkt,
kort voordat hij naar het bejaardenhuis ging. Hij is overigens niet
ineens gegaan, maar eerst heeft hij er menige stevige boom over
opgezet. En hoewel hij toch een boom van een kerel was, eenmaal
achter de heldere verzorgingsruiten keek hij amper een week de kat
uit de boom en is toen zelf omgevallen, want oude bomen moet je
niet verplanten.
Nu kwam zijn enige zoon nog bij ons, neef Richard - en die vroeg
dan naar de stamboom. Wij dachten: deze appel is niet ver van de
boom gevallen, maar het lag toch anders. Neef Richard heeft het
namelijk tot Kamerlid gebracht, zo'n hoge boom die veel wind vangt
en dat maar voor lief moet nemen, omdat het bij hem nu van de
hoge boom gaat. En voor zijn Kamerlidmaatschap zocht hij een
hechte verklaring. In onze stamboom. En elders ook in de stam
boom van moederskant. Hij bleef net zolang zoeken tot hij door de
bomen het bos niet meer zag, want geen van onze voorvaderen
schijnt kamerlidmaateigenschappen vertoond te hebben en niettemin
is het toch immer botertje tot de boom geweest. Enfin, gisteren zat
neef Richard er weer. Hij beloerde onze stamboom en was al tob-
bend een tikkeltje onvoorzichtig. Onze jongste telg die nog niet in
het perkament stond bijgetekend, graaide onverhoeds en snaaide
het familieverleden van eeuwen her in anderhalve minuut aan stuk-
ken. Neef Richard komt vast niet meer.
Toegegeven: wij hadden ook niet mogen lachen tussen het neer-
dwarrelend gebladerte. Maar hij had ook niet hoeven te schreeu-
wen: aan de vruchten kent men de boom!! LH
12