De lezing door prof. dr. Renooij werd in September te Hoogeveen gehouden tijdens een lunchbijeenkomst voor leden van de Maat- schappij ,,Tot Nut van 't Algemeen". Het probleem van de inflatie is internationaal steeds actueler geworden, terwijl de kansen op de vorming van een monetaire unie daarentegen minder actueel schijnen dan bijvoorbeeld een jaar geleden. In 1970 waren er nog wel kringen die gestimuleerd door het rapport-Werner goede verwachtingen koesterden omtrent een spoedige vorming van zo'n unie. Sommigen rekenden toen zelfs al met een periode van vijf jaar, maar na alles wat in 1971 op monetair gebied is voorgevallen, lijkt thans de situatie totaal om- geslagen. De dollarcrisis heeft toch wel aangetoond dat er van eenheid in denken maar nauwelijks sprake is. Het begrip inflatie laat zich niet zo heel gemakkelijk vereenvoudi- gen, maar geeft voor ieder toch wel dezelfde uitkomst: een voort- gaande algemene stijging van de prijzen. Het tegenovergestelde is de deflatie, die tot uiting komt in een voortgaande algemene daling van de prijzen, waarvan de dertiger jaren met hun crisis en grote werkloosheid een grimmig schoolvoorbeeld hebben laten zien. De kans dat onze generatie opnieuw een echte deflatie zal meemaken, acht professor Renooij niet groot. Wel heeft de misere van toen waarschijnlijk een dusdanig sterke invloed uitgeoefend, dat na de oorlog de economische wijzers voortdurend naar de andere kant uitslaan. De kiem voor een inflatie laat zich vinden in eigenlijk alle landen met hun streven naar groei van de maatschappelijke produktie Wanneer het aantal geproduceerde goederen toeneemt, zal er ook meer geld moeten komen om die goederen te kunnen kopen. De groei van de hoeveelheid geld dient evenwel in de pas te blijven bij de groei van de stroom geproduceerde goederen. Men spreekt nu van inflatie, zodra in een land de geldhoeveelheid sterker stijgt dan verhoudingsgewijs de goederenstroom toeneemt. Dan slaat de wijzer uit, omdat het evenwicht verstoord is. En zoals ongeveer bij communicerende vaten: dan zullen de prijzen gaan stijgen, waarmee niet de hoeveelheid, maar de ruilwaarde van het geld wordt verminderd om het evenwicht te herstellen. Wie nu beslist een schuldige voor de geldontwaarding wil aan- wijzen, kan binnen de landsgrenzen wel blijven aanwijzen, want op de keper beschouwd werkten wij alien mee aan het te ver aan- zwellen van de geldhoeveelheid. De centrale overheid en de lagere overheden, de ondernemers en de werknemers, de bankiers en de centrale bank: iedereen heeft naar gelang zijn positie eisen gesteld of eraan toegegeven, kredieten genomen of niet geweigerd. Tegen- druk werd natuurlijk wel gegeven, onder meer in de vorm van de kredietrestricties en een verbod op de kredietverlening door ban- ken aan de lagere overheid. Maar de krachten waarmee men de kraan van de geldstroom trachtte terug te schroeven, bleken in de afgelopen periode telkens onvoldoende. Hoewel niet bedoeld als troost voor ons alien, stelde professor Renooij toch dat de inflatie niet alleen door onszelf, doch ook door het buitenland veroorzaakt wordt. Voor de deelnemende landen van het Internationale Monetaire Fonds gold tot voor kort namelijk nog de spelregel, dat zij elkaars valuta dienden te steunen, indien de betreffende valuta onder druk zou komen te staan. Gesteld nu dat in Engeland de prijzen sneller zouden stijgen dan in Nederland. Dan zouden Nederlandse producenten hun goederen grif tegen die hogere prijzen in Engeland gaan verkopen, terwijl wijzelf de Engelse artikelen zouden weigeren, omdat die ons inmiddels te duur zouden zijn. Anders gezegd: een toenemende Nederlandse export zou dan gepaard gaan met een vermindering van de import uit Engeland. Maar de Nederlandse producenten zouden terugkeren met forse be- dragen aan Engelse ponden. Via hun bankiers zouden zij die ponden doorverkopen aan de Centrale Bank en dan zou het kwade ge- schieden, keurig volgens de spelregels van het IMF: onze geld hoeveelheid zou toenemen inflatie gei'mporteerd. Voor een land als het onze dat zo sterk op export is aangewezenblijkt aldus de inflatie veel moeilijker te bedwingen dan in de zoveel grotere landen als de Verenigde Staten met hun even zoveel grotere bin- nenlandse markt, waar de geldontwaarding meer eenzijdige, binnen- landse impulsen krijgt. Het woord valuta brengt ons automatisch op het internationale betalingsverkeer, de daarvoor denkbare systemen en de gedachten aan een monetaire unie. Terwille van de eenvoud schetste professor Renooij drie systemen. Het eerste is wel het eenvoudigste: een stelsel dat alleen vaste wisselkoersen kent zoveel tegen zoveel, bedankt en tot ziens. Het tweede systeem wordt al gecompliceerder. Dat is een stelsel waarin de koersen zich tussen de paaltjes van een vaste marge ten opzichte van de pariteit mogen bewegen, terwijl de centrale banken zullen intervenieren wanneer de koersen de toegestane speelruimte te buiten gaan. Het derde systeem ziet de wereld thans in werking: ongehinderd schommelende koersen met de beeldende benaming ,,zwevende valuta". En hoe zwieriger de valuta's zullen zweven, des te groter worden de koersrisico's voor transacties op termijn. Zoals in een circus het publiek de adem inhoudt bij de waagstukjes van een trapezewerker, zo kan thans het bedrijfsleven de zwevende valuta volgen, hopende dat iedereen maar weer veilig op vaste grond belanden zal. Die vaste grond zou dus een monetaire unie kunnen zijn, zoals die in het rapport-Werner omschreven wordt. Om deze geleidelijk te verwezenlijken, zou men kunnen beginnen met een systeem waar- bij de wisselkoersen slechts weinig van de overeengekomen pari- teiten zouden mogen afwijken en dat zou moeten overgaan in een systeem van vaste wisselkoersen. Wil men hierbij storingen vermij- den, dan dienen de betrokken landen bereid te zijn hun financiele politiek te coordineren. De verlanglijst voor een monetaire unie is evenwel nog veel langer. Uiteindelijk zal er een gemeenschappelijke munteenheid geschapen moeten worden. Het kapitaalverkeer zalvolledig geliberaliseerd moe ten zijn, hetgeen inhoudt dat dan ook ons obligatie-circuit en onze fraaie O-guldens kunnen verdwijnen. En er moet een centraal over- heidsbudget komen en een federale reservebank en een massa, massa goede wil. Het was duidelijk dat professor Renooij niet gelooft in een spoedige, laat staan voorspoedige geboorte van zo'n monetaire unie. Het arme wicht zou terstond de grootste hinder hebben van de wespen, die in Brussel door kiftende kemphanen uit hun monetaire nest verjaagd worden. De ontwikkelingen van de laatste tijd, aldus besloot de heer Renooij, betekenen een enorme stap terug, vergeleken bij wat ge- durende een reeks van jaren internationaal na de oorlog is op- gebouwd. In het vorige nummer van Ankertros werd een samenvatting gegeven van een voordracht door dr. A. Batenburg over de internationale valuta-crisis. Bijna tegelijkertijd hield prof. dr. D. C. Renooij, lid van de Raad van Bestuur, een lezing over de inflatie en de monetaire unie. Uit beide thema's blijkt duidelijk hoezeer de gedachten in de ban gehouden worden door de financiele problemen en de monetaire perikelen van de laatste tijd. 9

Personeelsbladen ABN AMRO Art & Heritage

Algemene Bank Nederland - Ankertros | 1971 | | pagina 9